Wanneer houdt het op met dat stemmetje met rotzooi in mijn kop. Wat is het leven, een leugen, een grote flop.Ik race door de straten met oktober dennenbosweer en snuif traag de herfstgeur in mij op. Ik ben in trance en hoor geen geluid, ik heb niets in de gaten en probeer alles uit. Kijk weer naar die stomme film, het is mijn eigen spiegelbeeld in een ruit. Als schimmen in de avond verdwalen en de zonnestralen dalen, en het avondrood verschijnt. Misschien na een lichte slaap, een droom, een illusie, fantasie of hallucinatie, wat gingen zij halen. Zie wat mijn ogen niet willen zien. Diffuus zwart licht, tussen de sterren in de hemelsblauwe lucht aanschouw ik jou in de spiegel van mijn ziel. In de stilte van de nacht kon ik alleen nog luisteren naar mijn adem en hartslag, naar het zoemende geluid van muggen, door de wind het ritselen van bladeren aan een boom. Lopend dwaal ik langs wegen, paden. De krekels zingen over heimwee, gedragen naar de  zee. Liegen is niet de waarheid zeggen, maar meedraaien in de wind. Het is als een schaduw of echo van een lach. Met de stilte om mij heen vouw ik mijn handen, weet ook niet waarom, hoor en voel de rust van de stilte. Geen geschreeuw, geen zucht en ook geen pijn. Vanuit mijn ooghoek verschuift het perspectief en plak stukken herinnering aan elkaar. Veel begrijp ik er niet van, het is niet hier en het is niet daar.