Jacques Brel, Geen zielloze meeloper, verrader, jaknikker. Jacques Brel, protestman, drank en sigarettenman, dominanteman, vrouwenman, branieschopper, frustratieman, mannenman. Die niet als de burgerman wil leven zoals het hoort. Zijn stemming schommelt tussen woede, liefde, uitzichtloosheid en verslagenheid, al zijn de pretlichtjes in zijn ogen nog niet gedoofd. Gek van het leven, laat je alles in de steek. Verdoofd door alcohol en tabak. Klem tussen bureaucratie en individu. Klem tussen je kwetsbaarheid en vrijheid zing je liederen. Wat is je recht en rechtvaardigheid in je bestaan. Vlammen op het podium. Elk woord, elke noot die je zingt komt uit elke vezel van je ziel. Protest, protest, wordt wakker en leef verdomme. Leef, en voel dat ik er niets om geef. Zonder gene, twijfel. Niet afwachten. Zing, zing, en met vuur in je ogen spuug je frustratie de wereld in. Bezongen in liederen over de ziel van de mens die vecht, eenzaam en onbegrepen is en liefde wil. Branieschopper, mannenman. Wat is vermaak als je niet kritisch kunt zijn. Dan pas je niet in het plaatje. Branieschopper, mannenman, laat me niet alleen man. Protest, protest tegen de uitzichtloosheid van het verstikkende burgelijk bestaan. Mensen luisteren ademloos naar je. Adoreren, bewonderen je moed. Mensen zijn bang voor je. Zijn onder de indruk van de bezetenheid waarmee je op het podium je demonen bezweert. Om te ontsnappen. Over je leven en hoe je je leven ziet waarin alles door elkaar loopt. Weg, weg van alles. In je liederen komen mensen uit het leven aan het woord. Is het een droom, een hallucinatie. Ze kunnen niet slapen en verkeren in een sombere uitzichtloze staat, ze zijn niet gehoord. Drank en sigarettenman. Improviseren op het podium, terwijl je daar eenzaam in de zaal kijkt alsof het nacht is. Het is donker in de zaal. Jij ziet hen niet. Zij zien Jaques Brel, bezweet in het licht, de vlees geworden uitzichtloosheid van het bestaan te herscheppen op het toneel.