Ik,

Ik denk, ik denk niet. Ik twijfel, ik twijfel niet. Ik kies, ik kies niet. Ik bid, ik bid niet. Ik ben slim, ik ben dom. Ik ben groot, ik ben klein. Ik betaal, ik betaal niet. Ik pak, ik pak niets. Ik kan veel, ik kan niets. Ik kus, ik kus niet. Ik fiets, ik fiets niet. Ik lach, ik lach niet. Ik geef, ik geef niet. Ik slaap, ik slaap niet. Ik droom, ik droom niet. Ik eet, ik eet niet. Ik rouw, ik rouw niet. Ik troost, ik troost niet. Ik praat, ik praat niet. Ik voel, ik voel niet. Ik huil, ik huil niet. Ik zing, ik zing niet. Ik ben arm, ik ben rijk. Ik schrijf, ik schrijf niet. Ik schilder, ik schilder niet. Ik loop, ik loop niet. Ik drink, ik drink niet. Ik zie, ik zie niet. Ik ben, ik ben niet. Ik hou je vast, ik hou je niet vast. En ik kan er niets aan doen.